De meeste paarden hebben drie gangen, de stap, de draf en de galop.

 

 

Paarden die meer gangen hebben worden gangenpaarden genoemd, zij beheersen ook de tolt en/of de telgang.
Het bekendste gangenpaard is het ijslandse paard.

De stap

De stap is een gang in 4 takt, dit betekend dat het paard zijn benen onafhankelijk van elkaar optilt en weer neerzet.
Soms zijn er twee en soms drie benen aan de grond.

De benen worden in de stap is als volgt opgetilt: linksachter, linksvoor, rechtsachter, rechtsvoor.

 




De draf

De draf is een tweetakt met een zweefmoment (alle benen zijn van de grond). In de draf wordt het diagonale benenpaar gelijktijdig neergezet.
Tussen de beide fases heeft het paard een zweefmoment.

De benen worden als volgt neergezet in de draf: linksvoor en rechtsachter gelijktijdig en rechtsvoor en linksachter gelijktijdig.

 



De galop

De galop is een drietaktbeweging, er wordt onderscheid gemaakt tussen een rechter of linkergalop dit hangt af van het voorbeen dat het verste naar voren grijpt. Als het rechtervoorbeen het verst naar voren grijpt noemen we dit de rechtergalop. Grijpt het linkervoorbeen verder naar voren dan het noemen we dit de linkergalop.

In de linkergalop is de beenzetting als volgt: rechtsachter, rechtsvoor tegelijk met linksachter, linksvoor.
Daarna volgt een zweefmoment voor het paard de volgende galopsprong maakt.

 

 

In de rechtergalop is de beweging omgekeerd: linksachter, linksvoor tegelijk met rechtsachter, rechtsvoor.