Longeren

 

Tijdens het longeren gebruik je een kaptoom, zweep (menzweep) en een longeerlijn.

Als je paard vanuit het grondwerk geleerd heeft om in de juiste LVO (lengtebuiging, voorwaarts neerwaarts en ondertreden) te lopen kan er een begin gemaakt worden met longeren.

Ook tijdens het longeren streef je ernaar dat het paard in de juiste LVO leert lopen terwijl de afstand met longeren tussen de longeur en paard groter is dan bij het grondwerk, het paard loopt tijdens het longeren op zijn eigen volte en de longeur ook, het paard moet nu meer op eigen benen lopen en de longeur ondersteund/helpt het paard vanuit zijn lichaamshouding en positie en met stem- en zweephulpen om dit te kunnen doen.

Als het paard steeds beter in de LVO leert lopen tijdens het longeren gaat het zijn rug ontspannen en komt het in een voorwaarts neerwaartse houding en gaat het ondertreden met zijn binnenachterbeen richting het zwaartepunt.

Zijn buitenkant wordt gestretcht en aan de binnenkant spant het de spieren aan.

Het paard leert zo om op beide zijdes en in alle gangen in de lengte te buigen en een voorwaarts neerwaartse houding aan te nemen en onder te treden met het binnenachterbeen.