Als het paard als rijdier wordt gebruikt is het belangrijk dat het gaat ondertreden met zijn achterbeen.

Een paard draagt van nature 3/5 van zijn gewicht op de voorhand en 2/5 de op de achterhand. Dit is voor het paard tijdens het grazen makkelijk, al grazend  kan het paard zich makkelijk vooruit bewegen, het stuwt zichzelf vooruit.

Het wordt een ander verhaal als er een ruiter op zijn rug gaat zitten, dan komt er dus nog meer gewicht op de voorhand te liggen waardoor er gemakkelijk overbelasting kan ontstaan. Met allerlei vervelende gevolgen, het paard kan bijv. kreupel worden.

Als we het paard gaan trainen is het belangrijk dat het leert onder te treden met zijn binnenachterbeen richting het zwaartepunt. Het achterbeen gaat zo meer gewicht opnemen waardoor de voorhand ontlast wordt.

 

Het achterbeen wordt hierdoor soepel, sterk en buigzaam. Het paard komt meer in balans en krijgt meer schoudervrijheid, voor het paard is het nu makkelijker om een ruiter te dragen.