Bij paarden bestaat de natuurlijke scheefheid uit:
Horizontale scheefheid
Het gewicht van het paard wordt ongelijk verdeeld over de voor en achterhand. De voorhand draagt van nature meer gewicht (ongeveer 3/5) dan de achterhand (2/5 de).
Stel dat je paard 500 kg is dan draagt de voorhand 300 kg en de achterhand 200 kg.
Laterale scheefheid (links of rechtsgebogenheid)
Dit is de natuurlijke buiging van de wervelkolom naar links of rechts, van de nek tot de staart.
Scheefheid voor
Elk paard is links of rechtshandig dit betekend dat het paard het handigste been het meest belast. Vaak heeft het paard dan ook een “plattere” hoef en een “steilere” hoef.
Ook zul je verschil in de bespiering van de schouders kunnen zien. De schouder van het handigste been is meer bespierd dan de andere schouder.
Scheefheid achter
Scheefheid voor/achter
Een paard is in de voorhand smaller dan in de achterhand. De schouders zijn dus smaller dan de heupen. Als je aan het rijden bent en je paard “plakt ” aan de bakrand dan zul je merken dat hij door de natuurlijke scheefheid zijn achterhand wat naar binnen plaatst.
Doordat de buitenschouder en buitenheup op een lijn zijn, treedt het binnenachterbeen naast de massa ipv eronder. Het is belangrijk om de voorhand van je paard recht voor de achterhand te plaatsen.
Diagonale scheefheid
Een paard wat helemaal recht in zijn lijf is, verdeeld zijn gewicht gelijk over alle 4 zijn benen, het zwaartepunt is in het midden.
Het paard op de tekening weegt 500 kg en elk been draagt 125kg aan gewicht.
Verticale scheefheid
Als het zwaartepunt verschuift zoals op de foto naar linksvoor, komt het paard in de verticale scheefheid. Het paard is uit balans en om zich in balans te houden moet hij gaan versnellen. Hierbij gebruikt hij zijn hoofd om in evenwicht te blijven (zie plaatje). Het paard valt op het linkervoorbeen en brengt zijn hoofd naar buiten.
De verticale scheefheid is in vrijheid geen probleem maar onder het zadel zal het paard ongewenst gaan versnellen om nog een beetje in balans te blijven. Je kunt dit ook wel vergelijken met een motorrijder op een rotonde om niet uit de bocht te vliegen moeten ze gas blijven geven. De motorrijder komt dan ook scheef ten opzichte van de grond te staan.
Scheefheid onder/boven
Een paard heeft een bovenlijn (bovenkant paard) en een onderlijn (onderkant paard). Als een paard uit balans is (paard op het rechterplaatje) dan brengt het zijn hoofd omhoog en spant zijn rugspier aan waardoor deze kort stug en sterk word. De buikspieren doen nu helemaal niets. De onderlijn werkt nu niet zoals het zou moeten. De buikspieren van het paard zijn juist heel belangrijk om een ruiter te kunnen dragen en om de rug te ontlasten. Om een ruiter te kunnen dragen moet het paard zijn buikspieren aanspannen en zijn rug ontspannen (linker plaatje).
De verschijnselen van een korte rug en een harde bovenlijn:
- Onderhals
- Niet willen halsstrekken
- De ruiter kan niet doorzitten
- Nervositeit
- Kissing spines
- Schudden met het hoofd
- Tandenknarsen
- Teugelkreupel
- Onregelmatigheid
- Dribbelen
- Niet nageeflijk
- Enz.